Ontstaan Landschap

Het dorp Hoog Soeren ligt op de Veluwse stuwwal, die werd afgezet in de voorlaatste ijstijd (Saalien). Gedurende een lange en zeer koude periode schoof een reusachtige laag landijs langzaam over de noordelijke helft van ons land. Het enorme gewicht aan ijs stuwde de grond op en nam zeer grote stenen mee. Gelegen tussen twee ijslobben raakte het kleed van de Veluwe geplooid en gerimpeld. Dit is op vele plaatsen rond het dorp Hoog Soeren waar te nemen. Het dorp Hoog Soeren ligt ten opzichte van de gemeente Apeldoorn even hoog als de top van de toren van de Grote Kerk. IJs en wind dekten de Veluwe af met een laag zand. Onbereikbaar geworden voor vruchtbaar rivierslib bleef de hoger gelegen Veluwe bestaan uit schrale zandgrond.

Toen het ijs, als eerste bouwmeester van het landschap, verdwenen was en het klimaat zo’n 10.000 jaar geleden veranderde, maakten de koude toendra’s van de Lage Landen langzaam plaats voor een dicht oerbos. Met het terugtrekken van het ijs waren er ook weer mensen in ons land komen wonen. In een proces dat tot de Middeleeuwen zou duren, ontbosten zij de Veluwe en schiepen zij, als tweede bouwmeester, een totaal ander landschap; dat van de uitgestrekte woeste gronden. Zo ontstonden grote heidevelden. Hier en daar bleven plukjes bos bestaan, zogenaamde ‘malebossen’: agrarische gebruiksbossen, die timmer-, brand-, rijs- en geriefhout leverden, tevens honing, noten, paddenstoelen en strooisel voor stallen en voedsel voor het vee. Ook waren deze bossen belangrijk voor het wild.

Een groot gedeelte van deze uitgestrekte heidevelden is later weer bos geworden. Vanaf eind 18e eeuw zijn er veel bomen geplant, deels voor houtproductie, deels om de wildbaan te onderhouden. De beuken-, en eikenbossen rond Hoog Soeren dateren van ongeveer 1770, destijds gezaaid in opdracht van stadhouder Willem V. De oude bomen in ons bos zijn dus inmiddels al bijna 250 jaar oud, vandaar dat er vandaag veel dode of stervende bomen zijn.
In de 19e eeuw zijn er voornamelijk dennenbossen geplant op de verarmde gronden van de heidevelden, één van de weinige boomsoorten die daar wilde groeien (naast berken).